Volg ons

Facebook  Instagram  YouTube

De Tour van Wielaert: van Bern naar Parijs

Maandag 25 juli 2016

Blog - Jeroen Wielaert trekt zijn eigen plan rond de Tour de France. Het laatste deel van zijn voor CyclingOnline bijgehouden Tourdagboek voert hem van Bern naar Parijs.

Maandag 18 juli

Na de Zwitserse grens is het verschil heel typerend. Op het parcours richting Bern ben ik ruim voor de reclamekaravaan uit. In Frankrijk staat er dan al veel publiek, of zitten ze aan hun tafeltjes met een vroege wijn. Dat is niet zo in Zwitserland, op de terrassen in dorpen na. Ik maak voort, wil tijd hebben om Bern te zien.

De Zwitserse hoofdstad ziet er goed uit, hij heeft de grandeur en de sfeer van steden als Luxemburg en Straatsburg. Op de Bundesplatz voor het statige regeringsgebouw, de Reichstag van Zwitserland, is een groot scherm opgesteld. Ze hebben er rijen strandstoelen voor gezet die nog vrijwel leeg zijn, met nog 130 kilometer koers.  Ik zwerf wat rond over de Bärenplatz en stiefel door de Marktgasse naar de Zytglogge, het indrukwekkende Middeleeuwse reuzenuurwerk.

Ik krijg trek, bestel een paar kleine sandwiches en een Cola in een broodjeszaak.  Ik leg een biljet van 50 euro neer en krijg een bedrag aan 35 Zwitserse Frank en wat muntgeld terug. Daar heb ik in Frankrijk niets aan, dus zoek ik een bank op om te wisselen. Er zit een onhandig juffie achter het glas. Ze murmelt wat over een commissie van vijf Frank. Uiteindelijk ontvang ik een biljet van 20 euro  en nog wat Zwitsers muntgeld. Het sterkt me in het voornemen om na dit bezoek niet meer in Zwitserland terug te keren. 

Het moet de middag van Fabian Cancellara worden, met een aankomst op vier kilometer van zijn huis, maar zo werkt het niet in de Tour en Spartacus heeft er ook de benen niet meer voor. Nu wordt het nummer 3 van Sagan, met millimeters verschil voor Kristoff.

Op de terugweg geeft de DS4 aan dat de brandstof op raakt. Ik haal Frankrijk nog. Wil niets meer betalen aan de Zwitserse economie…

Voor een glas en een hamburger opnieuw naar het Grand Café in Pontarlier. Het is een tamelijk stijlvolle tent, maar de bediening is niet van dat niveau. Traag, arrogant, of onverschillig. De hut loopt toch wel vol – die geest. Morgen toch iets anders zoeken.

Dinsdag 19 juli

Nog nooit zo’n rustdag gehad. Ik blijf in Pontarlier. Geen persconferenties voor mij, geen journalistenforum, zoals tot in 2013. Dat is toch wel jammer, dat begin ik te missen, net als het betere rennersinterview. Wat dat betreft blijf ik opgesloten in de verkeerd waaier – niet helemaal mijn eigen keus.

Alle tijd om op het terras van Le Morteau negen gele zakken met kranten door te neuzen en forse papieropruiming te houden. Ik bewaar de Équipes en de Libérations met de berichtgeving over Froome, rennend op de Ventoux, en de vele verhalen over de aanslag in Nice. Verder op mijn gemak aan het werk aan verschillende Tourstukken.

Om 15.00 begint op France 2 een documentaire over Antoine Blondin, de legendarische chroniqueur van L’Équipe. Hij was in de Tour van 1954 tot en met 1982, schreef meer dan 500 unieke columns.  Als meester van de woordspeling betrok hij de Bijbel, de Griekse klassieken, de Franse film en nog zo wat stof in zijn beschouwingen. Zo maakte hij in bijna dertig jaar zijn eigen legende van de Tour, lichtvoetig meestal, vol zomerse euforie. De Tour was zijn bewegende lievelingshuis, Voiture de Presse 101 de leukste woonkamer, met goede kameraden als Pierre Chany en Jacques Augendre. In 1976 kwam Philippe Brunel erbij, inmiddels ook al weer 60, net als ik.  

Ik kende Blondin alleen van foto’s. Nu zie ik hem bewegen en spreken in tal van unieke filmopnamen door de jaren heen. Zo te zien was het een zachtaardige, geestige man. Aan het slot van de film werd een jeugdfoto van hem getoond – de tijd dat hij in de zomers op vakantie ging bij zijn grootouders en uitkeek naar de uitslagen van de Tour. Die jongen is hij altijd gebleven. Heel herkenbaar.

In L’Équipe heeft Blondin tal van opvolgers gehad, altijd spelend met woorden en koppen. Sinds een paar jaar komt zo’n column niet meer voor in de sportkrant. Blondins benadering wordt beschouwd als franje van vroeger. Alleen de feitelijkheid telt nog, zoals overal. Ik blijf liefhebber van de lichte toets, de goed geschreven observatie opzij van de Tour. 

In de namiddag wandel ik door de lange centrale Rue, onder de monumentale toegangspoort door. Het is heel warm. Met een verse International New York Times ga ik op een terras zitten. Ik lees veel over Donald Trump en niets over Bauke Mollema. 

Het eten bij Hotel le Morteau is niet bijzonder.

Woensdag 20 juli

Sallanches was tot nu toe niet meer dan een bekende plaatsnaam. Jan Janssen werd er in 1964 wereldkampioen, daarna zijn er meer kampioenschappen verreden. Nu wil ik eens zien wat voor stad het is. Ik stop op de Place Charles Albert, mooi ingericht plein met platanen, bloembogen, monumenten. Het is er geweldig stil, zoals gewoonlijk, de dag voordat de Tour zo’n plaats komt bezetten als een feestelijke verovering. Sallanches is een plaats met eigen stijl en karakter, van ver voor de tijd dat er skidorpen uit de grond werden gestampt. De keten van de Mont Blanc lag er altijd al indrukwekkend te wezen.   

Bekijk de finish in de Brasserie, samen met nogal wat ander volk, waaronder vier Nederlanders. Er zit een oudere fan bij met snor, brilletje, een wielerpetje en de gele trui van de Wielertour van het Dagblad voor Noord-Limburg. 

Zakarin is de Russische held van de dag, in een solo omhoog naar Finhaut Emosson. Hij komt bewijzen dat het zonder doping kan, zeker, als nog onduidelijk is of het IOC Rusland wel toelaat op de Spelen in Rio

Het is rond de 60 kilometer naar het Logis de France in Thorens-Glières. La Chaumière Savoyarde, lekker kneuterig hotel voor drie Alpendag. De eetzaal zit vol vakantievolk zonder enige interesse in de Tour. En solistische jongens, zoals ik, inclusief een Vlaming die ook iets met de Tour heeft, aan een tafel in de hoek. Het wordt de avond van de peinzende mannen.

Donderdag 21 juli

Zo leeg als de Place Charles Albert was, zo vol is het er nu – logisch. Kom Jan Janssen en zijn Cora tegen bij de ingang van het Village. Zij gaan net eten. De tijdrit is al begonnen. Ik ga op verkenning naar de finish boven in Le Bettex. Tref er een leeg parkeerterrein aan na een leuke klim van zeven kilometer boven het oude Saint Gervais. Daar kwamen al toeristen voor de allereerste Tour, toen er nog geen skilift omhoog was. Le Bettex is verder niets bijzonders – weer zo’n skihoogte die door de Tour zomerse aandacht krijgt. 

Tijd genoeg om de finish van de tijdrit in Megève mee te maken. Tom Dumoulin staat lang eerste. Froome overtreft hem, maar de Limburger kan op termijn zijn opvolger zijn. Dat is geen hoopvol denken. Tom geeft steeds meer gegevens aan voor dat mooie toekomstperspectief. Typerend, hoe zwaar hij de ziekte in heeft dat Froome hem nog overtreft. 

In de Zone Technique is de jaarlijkse bijeenkomst voor het grote omringende personeel van de Tour: van technicus tot chauffeur. Ik houd innig van deze bijeenkomst die geen enkele uitzending haalt, voel me steeds weer familielid met allerlei vreemde broers. Chistian Prudhomme zegt: ‘Jullie zijn de mensen die de Tour ook maken wie hij is.’

Er zijn onderscheidingen voor Wim van de Waarsenburg en zijn jongens van Movico, al twintig jaar sterke Nederlandse krachten in  het wagenpark van de Tour.

Vrijdag 22 juli

Marc Madiot bij het ontbijt, in de Dauphiné Libéré. De mopperpotmanager van FDJ is Pinot kwijt. Des te meer reden voor hem om te zeggen dat er niks gebeurt in de Tour. Hij stelt vast: ‘Alles is stereotype geworden. Voor een renner is het tegenwoordig een baan, ze worden met een taak opgezadeld. Vroeger was het een manier van leven.’

Kop in de krant: Froome tue le suspense, Froome doodt de spanning. Ook dat is eigenlijk heel stereotype. Met enig historisch besef kan je ook de namen invullen van Anquetil, Merckx, Hinault, Indurain en Armstrong. Vooral tegen de laatste liepen de Fransen te hoop. Bij Anquetil en Hinault hoorde je ze niet over vermoorde Tours, al waren die twee ook weer niet de held van alle Fransen.

De TomTom wijst de kortste weg naar Albertville, op weg naar de start. Het gaat langs het Meer van Annecy. TomTom kon niet weten dat de Tour daar ook naartoe rijdt. Ik wel, maar ik word toch verrast. Dan maar niet naar de start en inpikken op het punt onder het meer.

Ik twijfel of ik wel of niet naar de finish in Le Bettex moet gaan. Heb geen zin in files naar beneden. Realiseer me dat er een skilift naar boven gaat van dicht bij het perscentrum. Toch maar doen. Het is een leuk tochtje van tien minuten. Heb de hoogtevrees redelijk onder bedwang in een cabine voor achttien personen.

In de tent van de NOS-collega’s tref ik hun gast Peter Winnen. Leuk om hem weer te zien.

Geweldig, het spektakel dat ontstaat in de combinatie van regen en afdalingen. Drama voor Nederland: de valpartijen van Dumoulin en Mollema. Er was alweer veel Tourkoorts in Nederland over de aanstaande tweede eindklassering van Bauke. Nu moet hij toegeven dat hij het zelf verpest heeft. Inmiddels viert Frankrijk feest om Romain Bardet. Hij heeft niet alleen voor de fel begeerde Franse ritzege gezorgd, maar ook die tweede plek achter Froome overgenomen. De Brit is ook gevallen en met een gescheurde gele trui binnen gekomen in het wiel van Wout Poels. Geweldig het beeld hoe die twee elkaar na de finish omhelsden.

Het wordt laat in het Logis.

Zaterdag 23 juli

Eerst naar de bus van Sky voor het vertrek in Megève. De wereld is benieuwd naar het herstel van Froome, maar er is ook duidelijk enige hoop dat hij verzwakt aan de laatste Alpenrit begint. Veel camera’s om Wout Poels. De Limburger straalt uit dat er niks aan de hand is, dat alles goed komt. In het Village kom ik Ben Ceulen nog tegen. Hij vertelt dat Dumoulin inmiddels met zijn vriendin in de auto op weg is naar huis.

Ik wil direct naar Parijs, maar om de snelweg te vinden moet ik eerst achter de koers aan. Denk slim te zijn met het nemen van een afslag naar Albertville. In het dorp Flumet is iets aan de hand: er staan hekken met veel publiek erachter. De Tour komt hier naar beneden. Het is wel een mooi gezicht: het peloton gaat langgerekt door de haarspelden en dan over de brug boven de rivier. Ik draai om, dan maar via Megève naar de Autoroute. Ook heel bijdehand. Er staat een lange file, mede veroorzaakt door de agenten die het verkeer ontregelen bij een rotonde.

Het is 650 kilometer naar Chantilly. Voor mijn rubriek moet ik het kasteel zien waar de slotetappe voorbij gaat defileren. Er is geen tijd om onderweg een dorp in te rijden en een café met tv te zoeken. Ik heb genoeg aan RMC. Het is duidelijk dat er geen nieuwe rampen gebeuren, ook niet in de afdaling van de Joux Plane. Leuk voor Spanje en Baskenland dat Izagirre wint. Toch nog een succes voor zijn ploeg, na het bleke rijden van Quintana.

Ik hoopte op een vrije doortocht bij Parijs, maar in de vroege zaterdagavond staat het vast op de périférique wegens een ongeluk. Kost een half uur extra, maar ik zet door naar Chantilly. Door het bos gaat het en dan ligt daar ineens het chateau in de diepte van het park. Geweldig om te zien, in de avondzon. 

Tegen half tien rijd ik de Rue Aristide Brunt op. Er is zomaar een parkeerplaats voor het Pavillon Montmartre, mijn laatste hotel.

Zondag 24 juli

Ontbijt in Le Siant-Jean aan de Abesses. Traditie! L’Équipe is samen met Bardet in de wolken. The International New York Times niet met Donald Trump. 

Rond twaalven begint de rit naar huis. Ik heb niets meer te zoeken op de Champs Elysées, hoop wel dat het een intocht zonder terreur wordt. Eenmaal thuis zie ik dat het allemaal goed komt. Er staan wel meer zwaar bewapende agenten dan ooit voor de hekken.

Vooraf dacht ik dat Sagan het zou flikken op de Champs, maar hij moet toch Greipel voor laten gaan. Voor de derde keer is het partytime voor Froomy. Het wordt zo gewoon, het beeld van een Engelse Tourwinnaar. Als hij nummer vijf op zijn naam heeft staan wordt het tijd voor die sterker geworden Nederlander uit Maastricht. 



Eerder...

Blog Nieuwsberichten

Powered by Manieu.nl